Een verdiepende kijk op hechting
Met Marianne de Wolff, Scientist Specialist bij TNO Child Health
Jeugdprofessionals Nederland organiseert tal van activiteiten rondom de scholing van jeugdprofessionals en gedragswetenschappers. Een veelgebruikte techniek door de docenten, sprekers en trainers is interactie met de groep. Deze interactie levert vaak leuke discussies en inzichten op, zo ook tijdens de Masterclass Hechting. Deze Masterclass bracht een verdiepende kijk op hechting, en werd door de spreker, Marianne de Wolff, begonnen met een aantal stellingen.
De deelnemers vonden van niet. Niet alle hechtingsrelaties zijn per definitie ouder-kind relaties. Een kind kan ook gehecht zijn aan zijn/haar opa of oma, of aan de oppas. De ouder-kind relatie is echter wel uniek (en daarmee onvergelijkbaar met andere hechtingsrelaties van het kind), want de ouder-kind band is levenslang.
‘problematische gehechtheidsrelatie’, maar is een ‘onveilige relatie’ hetzelfde als een ‘problematische gehechtheidsrelatie’?”
Dat dit niet hetzelfde is, dit was ook bekend bij de deelnemers: “Een problematische hechtingsrelatie is erger.” In Mariannes woorden: “Een onveilige relatie is minder gunstig, maar de ontwikkeling van een kind wordt niet bedreigd. Een problematische relatie vormt wel een bedreiging voor de ontwikkeling van een kind. Behandeling zou dan wel wenselijk zijn.
Veel deelnemers geven aan dat ze het gesprek met ouders over hechting moeilijk vinden. “Ouders zien het probleem niet”, was een veel gehoorde reactie. “En als er wel iets is, vinden ouders meestal dat het aan hun kind ligt. Niet aan henzelf.”
Marianne: “Om een gesprek te kunnen hebben over de ouder-kind relatie, moet je als professional eerst een goede band opbouwen met die ouders en vertrouwen creëren. Dat vraagt tijd. Soms hebben ouders bij voorbaat al weinig vertrouwen in anderen en zijn ze geneigd om snel van zichzelf af te wijzen. Ga dan maar eens in gesprek over de band met hun kind….”
Blijf op de hoogte
a. Dan is die interventie effectief gebleken in wetenschappelijk onderzoek;
b. Dan is de interventie tenminste theoretisch goed onderbouwd en eventueel ook effectief;
c. Dan is de interventie onderzocht in Nederland;
d. Dan wordt de interventie aanbevolen in een richtlijn.
Marianne: “Deze vraag was bedoeld als opstapje naar een blok over behandelingen van hechtingsproblemen, maar dit was te veel een ‘ver-van-m’n-bed show’. Eén deelnemer wist het goede antwoord (b), maar het gros van de aanwezigen was niet op de hoogte van de verschillende interventies/behandelingen die er zijn om hechtingsproblemen te behandelen. Als je niet op de hoogte bent van de behandelingen, dan is het verder ook niet relevant óf een behandeling opgenomen is in een databank.
Dit artikel is afkomstig uit het Magazine Samen Sociaal Domein. Meer inspirerende verhalen lezen? Bestel dan de nieuwste editie van het magazine, of bekijk onze andere blogs.